Over licht
Alles over licht: problemen, oplossingen, mogelijkheden.
Licht is een essentieel onderdeel van onze leefomgeving. Goede verlichting kan een oudere met dementie helpen in zijn of haar oriëntatie, in het herkenbaar en begrijpelijk maken van de ruimte; het geeft een bepaalde sfeer en het kan zorgen voor een dag- (en nacht-)ritme.
Als er niet goed is nagedacht over het belang van verlichting, of er is sprake van een verouderde installatie in een bestaand verzorgingshuis, kunnen zich veel problemen voordoen. Het loont zeker de moeite om deze problemen in kaart te brengen en te investeren in een nieuw, afgewogen lichtplan.
LICHT WAARDEN
Voor algemene ruimtes moet je toch wel een minimaal verlichtingsniveau van 500 lux aanhouden, en voor ruimtes waarin gelezen wordt of andere activiteiten plaatsvinden zoals handwerken of aardappels schillen, moet het lichtniveau op het werkvlak minimaal 1000 lux zijn (maar liever zo'n 1500 lux).
Als er geen daglicht voorhanden is, is het belangrijk de kleur en intensiteit van het kunstlicht goed af te stemmen; hierbij is het aan te bevelen in de actieve ruimtes een licht met een hoger blauwaandeel ('koeler' licht) toe te passen, omdat dat de kleurwaarneming van ouderen versterkt.
Bij de toepassing van kunstlicht is een variabel lichtniveau ideaal om een natuurlijk tijdsbesef bij ouderen te stimuleren, in nabootsing van een ochtend-, middag- en avondritme. Dit voorkomt het wegdommelen overdag en als gevolg daarvan een verstoorde nachtrust in de nacht.
OUDEREN EN PERCEPTIE
Oudere mensen hebben grof gezegd dubbel zoveel licht nodig als mensen onder de 40. Het afnemen van de flexibiliteit en lichtdoorlatendheid van het oog leidt tot slechter zicht, maar ook het slechter kunnen aanpassen aan wisselende lichtniveaus, gevoeligheid voor verblinding en het afnemen van de kleurwaarneming.
Daglicht met een verlichtingswaarde van ca. 1000 lux is het meest gunstig voor verblijfsruimtes. Daglichttoetreding betekent bovendien behalve het licht ook vaak een uitzicht, en een besef van tijd: veranderingen in het weer, de overgang van ochtend naar middag naar avond.
OVERZICHT EN ORIËNTATIE
In veel van de gangen van bestaande verzorgingshuizen die gebouwd zijn in de jaren '70 en '80 zie je bovenstaande situatie: een systeemplafond met verdeelde lichtpunten, die lichtvlekken in de gang geven, afgewisseld met donkerder plekken.
Voor ouderen werkt dit enorm desoriënterend: Als je in de gang wandelt, kom je afwisselend in een relatief lichte situatie, en als je verder loopt, valt je eigen slagschaduw van achteren over het deel van de vloer waar je op loopt, dan kom je in een donkerder stuk; en daar is weer een licht stuk, waar je ogen ook weer niet zo snel aan wennen. Het wandelen wordt zo een heel vermoeiende bezigheid. Obstakels zijn ook niet goed te zien, waardoor er zich regelmatig gevaarlijke (val-)situaties voordoen.
Een andere lastige situatie is wanneer je door een directe lichtbron 'in het licht' kijkt: Een lichtpunt dat precies tegengesteld werkt aan hoe je zou willen (namelijk het aanlichten van een situatie) - in dit geval word je alleen maar door het licht verblind, waardoor je gedesoriënteerd raakt. Vaak wordt dit soort verlichting gebruikt bij de voordeuren van de kamers; dat maakt het voor ouderen met dementie heel lastig om hun eigen voordeur te herkennen en bijvoorbeeld het slot te kunnen openen.
LICHT ALS AANDACHTSTREKKER
Licht trekt de aandacht: een lichte plek aan het einde van een gang bijvoorbeeld, suggereert een nieuwe ruimte, of een uitgang of uitzicht naar buiten. Daar is iets te doen: dat is een aanleiding om erheen te wandelen.
Als je vervolgens bij een deur komt die is afgesloten (maar dus wel licht doorlaat, of erger nog: door het glas heen laat zien waar je niet heen kunt (of mag)), kan dat veel frustratie oproepen. Voor ouderen met dementie zijn dat heel stressvolle situaties, waar ze toch steeds in gevangen raken, omdat het licht nu eenmaal uitnodigend werkt. Het is belangrijk om dit soort stressvolle plekken goed te bekijken en er een oplossing voor te vinden.
Aan de andere kant zijn plekken met daglicht die wél een beloning opleveren voor de wandeling natuurlijk heel waardevol: door een balkon, een uitzicht, een nieuwe ruimte met activiteit. Het is de kunst om dat soort plekken zo goed mogelijk vorm te geven en in te zetten bij een stimulerende verdeling van ervaringen voor de bewoners van een afdeling.
Met kunstlicht kun je nog extra accenten leggen op herkenningspunten, om zo ook weer beweging te stimuleren (van punt naar punt wandelen), en de bewoners te helpen in hun oriëntatie.
SFEER EN TIJDRITME
Tot slot is er natuurlijk ook gewoon het decoratieve element van licht: en de associatie die iedereen heeft met een huiselijk, warm en mogelijk troostrijk gevoel. Om die reden is sfeerverlichting in gemeenschappelijke woonkamers, hoewel misschien niet dermate bijdragend aan het algemene lichtniveau, wel heel belangrijk. Ook hier weer wil je niet ín een lamp kijken, maar door middel van lampenkappen of indirect licht is een prettige en herkenbare sfeer te maken.
Met name als er gebruik wordt gemaakt van natuurlijk daglicht, dat verandert door de dag heen; of van een geprogrammeerd variabel kunstlichtsysteem, verandert de sfeer in een gemeenschappelijke ruimte naarmate de dag vordert. Hierdoor blijven de bewoners een intuïtief gevoel voor tijd houden, wat helpt om overdag actiever te blijven, en voldoende rust te vinden tegen de avond om 's nachts door te blijven slapen.