
Hoe oriënteer ik mij?
Aan het woord komen mevrouw De Vries en meneer Van Dijk, twee bewoners van P.G.-afdelingen.
Door ons te verplaatsen in hun verhaal, kunnen we ons beter voorstellen wat voor elementen belangrijk zijn in een fijne leefomgeving. Alle zintuigen spelen daarbij een rol!
En deze verhalen geven aan, dat een woonomgeving niet statisch hoeft te zijn: er kán van alles te doen zijn...
MEVROUW DE VRIES
Mijn herinnering
"Vroeger was ik altijd heel goed in het onthouden van details. Als iemand mij de weg vroeg in mijn eigen woonplaats, dan zag ik in mijn hoofd voor me hoe je van punt tot punt gaat - Bij de groenteboer (met die fruitkratten buiten) linksaf - voorbij de etalage met tweedehands boeken - dan bij het huis met die rode deur en de blauwe regen ernaast rechts. Ik zag altijd alles voor me; een groot overzicht had ik niet zo, geloof ik. Mijn oriëntatie was meer als een film."
Mijn ervaring nu
"Nu herken ik plekken niet goed meer. Ben onzeker over dingen die ik zie - een schilderij; ken ik dat? Heb ik het eerder gezien? Was het in een huiskamer, of in een museum, in de wachtkamer van de dokter misschien?"
"Onbewust zoek ik naar logica. Een stapel borden, een fruitschaal, een lamp boven de tafel: een eetkamer. Die herkenning geeft me vertrouwen."
"Een aanwijzing: ik loop naar het licht aan het einde van de gang; daar is een open deur, of een raam - en ik zie mensen, ik hoor muziek: laat ik daar maar eens gaan kijken..."


MENEER VAN DIJK
Mijn herinnering
"Vroeger had ik een ontzettend goed richtingsgevoel. Ik hield ervan om kaart te lezen, en als ik de kaart eenmaal in mijn hoofd had, dan kon ik mij goed oriënteren. Ook als ik ergens voor het eerst kwam. Ik lette op structuur in de stad, of in een gebouw: hoofdroutes, zijwegen, een plein, een kerktoren. Twee keer links, en je loopt in tegengestelde richting. Of je kijkt naar de zon."
Mijn ervaring nu
"Nu heb ik helemaal niets meer over van mijn richtingsgevoel. Een groter geheel herkennen; onthouden hoe ik hiervoor gelopen ben: vergeet het maar. Ik ben vaak onzeker, en ook snel geïrriteerd, omdat ik mezelf zo niet meer ken; ik vind het gênant om verdwaald te zijn. Ik was altijd in controle."
"Ik loop liever in gangen; dan weet ik in ieder geval welke richting ik op ga - in een grote ruimte voel ik me verloren, en er zijn veel mensen daar die zien dat ik onzeker ben... Ik ga van punt naar punt, tot ik herkenningspunten tegenkom. Aan bordjes met namen heb ik niet zo veel..."